Foutcode P0236 - een stapsgewijze handleiding voor diagnose en reparatie

Foutcode P0236 wordt weergegeven en het motorcontrolelampje brandt - wat betekent dit?

Het OBD/EOBD-systeem heeft een fout gedetecteerd in het circuit van de turbolader-boostsensor. De DTC P0236 geeft aan dat de regeleenheid een storing of een signaal buiten het verwachte bereik heeft geregistreerd bij de laaddruksensor. Deze foutcode is vooral van invloed op voertuigen met een turbo en kan per fabrikant iets andere specificaties hebben.

Welke oorzaken kan deze foutcode hebben?

• Defecte laaddruksensor (MAP-sensor)
• Beschadigde of gecorrodeerde kabelverbindingen naar de sensor
• Losse of vuile stekkerverbindingen
• Defecte vacuümslangen naar de laaddruksensor
• Defecte software van de motorbesturingseenheid
• Mechanische problemen met de turbolader
• Verstopt luchtfilter of inlaatkanaal
• Defecte zekering in het sensorcircuit

Welke symptomen treden parallel op met foutcode P0236?

• Vermogensverlies: De motor vertoont aanzienlijk minder vermogen, vooral bij het accelereren en onder belasting.
• Onregelmatig stationair draaien: Het voertuig loopt onregelmatig of stottert merkbaar bij stationair draaien.
• Verhoogd brandstofverbruik: Het verbruik neemt merkbaar toe omdat het motormanagementsysteem niet optimaal kan werken.
• Zwarte rook: Er komt donkere rook uit de uitlaat, vooral bij volgas.
• Startproblemen: Het voertuig is moeilijker te starten of vereist meerdere pogingen.

Hoe kan het probleem met foutcode P0236 verholpen worden?

• Het verhelpen van foutcode P0236 vereist een systematische aanpak om de exacte oorzaak te achterhalen.
• Vervang de laaddruksensor: Vervang de defecte MAP-sensor door een nieuw origineel onderdeel en reset vervolgens de regeleenheid.
• Repareer de kabelboom: Zoek beschadigde kabels naar de laaddruksensor, repareer ze vakkundig of vervang de hele kabelboom.
• Maak stekkerverbindingen schoon: Reinig alle stekkerverbindingen van de laaddruksensor grondig, controleer op corrosie en behandel met contactspray.
• Vervang vacuümslangen: Identificeer defecte of poreuze vacuümleidingen naar de sensor en vervang deze door nieuwe, hittebestendige slangen.
• Onderhoud het luchtfilter en het inlaatsysteem: Vervang het verstopte luchtfilter en controleer het hele inlaatsysteem op lekken en vuil.
• Update besturingseenheid uitvoeren: Laat bij bekende softwareproblemen de software van de motorbesturingseenheid updaten door een gespecialiseerde werkplaats.