Foutcode P0130 - een stapsgewijze handleiding voor diagnose en reparatie

De P0130-code doet zich voor wanneer de ECU een storing van de zuurstofsensor (lambdasonde of lambda sensor van de auto) detecteert. Deze sensor verzendt een spanningssignaal dat correspondeert met de hoeveelheid zuurstof in de uitstoot. Dit signaal heeft doorgaans een waarde liggend tussen de 0.1 en 0.9 V. In geval van 0.1V is het lucht-brandstofmengsel "mager", d.w.z. het bevat teveel lucht en niet genoeg brandstof. Bij een spanningswaarde van 0,9V is het mengsel te "vet" en zit er teveel brandstof en te weinig lucht in. Wanneer de lambdasensor een waarde registreert die buiten het normale bereik ligt, verschijnt foutcode P0130.

De aan de zuurstofsensor gerelateerde foutcode kan meerdere oorzaken hebben, zoals:

• losse stekker van de sensor
• roest van de sensorstekker
• beschadigde bedrading
• te weinig druk in het onderdelen van het brandstofsysteem
• vacuümlekken in de luchtfilterslang van de auto
• lekken in de uitlaat
• lekken van het EVAP-systeem
• lekkende brandstofdrukregelaar
• defecte zuurstofsensor.

Mogelijkerwijs doch niet erg waarschijnlijk betreft het een defect van de ECU.

Afhankelijk van of het probleem al of niet met tussenpozen optreedt, kan het branden van het motorwaarschuwingslampje het enige symptoom zijn. Wanneer het probleem constant is, kunnen een of meer van de volgende symptomen optreden:

• verhoogd brandstofverbruik
• abnormaal veel rook komt uit de uitlaat
• motoruitval
• motor draait ruw.

Door de code uit te lezen met een geavanceerde scanner, is het mogelijk om te bepalen wanneer het probleem optrad. Vervolgens kan de code worden gewist en een testrit gemaakt om te kijken of de code terugkomt.

Check met behulp van de scanner of de zuurstofsensor goed schakelt. Wanneer deze snel en gelijkmatig tussen mager en vet mengsel schakelt, treedt het probleem wellicht met tussenpozen op en moet de bedrading op beschadiging worden gecontroleerd. Beweeg de stekker en de kabelboom heen en weer terwijl je het spanningssignaal observeert. Zodra dit wegvalt, repareer het betreffende deel van de kabelboom.

Wanneer de zuurstofsensor niet goed schakelt, probeer te bepalen of de sensor de uitstoot accuraat leest. Verwijder hiertoe kort de brandstofdrukregelaar. Nu zou de sensor een vet mengsel moeten aangeven. Plaats de brandstofdrukregelaar terug, en veroorzaak een mager mengsel door een vacuümleiding van het inlaatspruitstuk te verwijderen. Nu zou de sensor het magere mengsel moeten detecteren. Wanneer deze test een correct functionerende sensor uitwijst, kan het probleem liggen aan gaten in de uitlaat of een vacuümlek in de motor.

Wanneer dit allemaal niet aan de orde is en de zuurstofsensor schakelt niet of reageert traag, haal de sensor eruit en check of er 5 V referentiespanning naar de sensor optreedt. Check vervolgens voor de 12V spanning naar het verwarmingscircuit van de sensor. Check tevens op een continuïteit van de aarding. Wanneer een van geen of de verkeerde spanning heeft, repareer het open circuit of de kortsluiting. Wanneer alle spanningen correct zijn, vervang de lambdasensor.

Ernstige problemen bij het rijden zullen zich niet voordoen. Het brandstofverbruik is echter hoog en uiteindelijk kan een onstabiele motor verdere schade veroorzaken. De auto haalt de uitstoottest niet. Bovendien kan de katalysator beschadigd raken, hetgeen een dure reparatie betekent.