Foutcode P0101 - een stapsgewijze handleiding voor diagnose en reparatie

De code treedt op wanneer het signaal van de sensorelement van de MAF-sensor (luchtmassameter) buiten het verwachte bereik ligt. De MAF-sensor is geïnstalleerd in de inlaat van de motor, net achter het luchtfilter. Hij meet de hoeveelheid lucht die de motor via de gasklep binnenkomt. De ECU gebruikt het signaal van de MAF-sensor om het brandstofinjectiesysteem te regelen. Wanneer de auto optrekt, opent zich de gasklep en laat meer lucht in de motor stromen. De MAF-sensor detecteert de luchtstroom en stuurt het signaal naar de boordcomputer die vervolgens aan het brandstofsysteem het commando geeft, meer brandstof toe te voegen. Wanneer een lage luchtstroom wordt gedetecteerd, verlaagt de ECU de brandstoftoevoer.

De meest gebruikelijke oorzaken van de OBD2-code zijn:

• vuile, verstopte of defecte MAF-sensor
• gebarsten, gescheurde of losgeraakte inlaatsnorkel
• vacuümlekken (carterventilatieklep die open vastzit, lekkende pakkingen)
• verstopt of verkeerd geïnstalleerd luchtfilter
• het sensorelement van de MAF-sensor is vervuild door olie van een olie-doordrenkt luchtfilter
• verstopte katalysator van de auto of geblokkeerde uitlaat.

Andere mogelijke oorzaken:

• Vervuilde gasklep
• defecte of vervuilde MAP-sensor
• foutenin de bekabeling of stekker van de MAF-sensor
• een EGR-klep die open vastzit
• verkeerde kleptiming.

Wanneer de MAF-sensor niet binnen het ingeprogrammeerde bereik functioneert, veroorzaakt dit conflicten in het motormanagement. Zo kan de brandstofinjectie ontregeld raken. In veel auto's wordt het MAF-signaal gebruikt om het schakelpatroon van de automatische transmissie te bepalen. Dan kan bij een probleem met de MAF-sensor de automatische transmissie anders gaan schakelen.

Andere mogelijke symptomen zijn:

• uitval van de motor
• startproblemen
• hoog benzineverbruik
• onstabiel stationair draaien.

Aangezien de waarden van de MAF-sensor worden gebruikt voor het berekenen van de toerentalbelasting, kan het antislipsysteem in de war raken. Het bijbehorende ASR-waarschuwingslampje op het dashboard floept dan aan.

Code P0101 treedt vaak op in combinatie met andere codes, die in relatie staan tot het MAF-circuit en eventueel nader licht op de storing kunnen werpen: P0100, P0102, P0103 en P0104. Check deze, reset de codes en maak een rit. Kijk welke codes terugkomen.

Controleer de MAF-sensor en reinig hem desnoods. Soms kan een vreemd object zoals een blad of stof het meetelement van de sensor blokkeren, en de DTC uitlokken.

Treedt het probleem kort na vervanging van het luchtfilter op, check de montage van het filter. Controleer ook de inlaatsnorkel op barsten en scheuren en andere mogelijke oorzaken van eventuele vacuümlekken. Via een vacuümleck stroomt overtollige lucht in de motor. Deze luchtstroom wordt niet gemeten en daarom leest de sensor een lagere stroom dan eigenlijk het geval is. Een van de symptomen van een vacuümlek is het sisgeluid van onder de motorkap wanneer de motor stationair draait.

Check stekker van de MAF-sensor op losse pinnetjes of roest, en de referentiespanning en massa. Is de MAF-sensor zelf defect, vervang deze.